Vorige week liep ik vast in mijn koeienverhaal. In dit stuk draait alles om een kalfje. Je weet dat ik op de Veluwe woon en dat daar aan vee geen gebrek is. Toch was het lastig voor me om over een kalf te schrijven. Het was al zo lang geleden was dat ik er eentje zag. Als ik hier door de buitenwijken rij, zie ik kale wit uitgeslagen weilanden met hier en daar een schaap met lammetjes.
Maar koeien: ho maar!
Ik mailde Herma en vroeg of zij al kalfjes hadden. Nog diezelfde dag kreeg ik een mailtje terug. Er stond een koe op springen. ‘Mail me tegen het eind van de week maar, dan kom je maar kijken.’ Je snapt vast dat ik niet kon wachten tot de week ten einde liep.
Vorige week donderdagmorgen, toen het zonnetje voorzichtig over de daknok van mijn overburen piepte en ik voor de honderdduizendste keer deze winter de sneeuw van mijn autootje afveegde, kon ik een glimlach niet onderdrukken. Het zou technisch weer worden. Weer om buiten te zijn. Door het zonnetje en het nieuwe kalfje leek het op de lente, de gure wind die mijn haren deed wapperen liet me voelen hoe erg ik ernaast zat. En hoe logisch was dat er nog geen kalf of koe buiten liep.
Nadat ik de –‘ik-ben-ook-nog-moeder’-dingen had gedaan, reed ik naar Herma. Na de nodige omzwervingen op enge smalle zandweggetjes (de gemeente vond het nodig om juist die dag de bomen te snoeien op de geasfalteerde wegen) kwam ik aan bij de boerderij.
Een buizerd scheerde over mijn auto, achtervolgt door een stel kraaien. De kieviten cirkelden boven de weilanden. Luid blaffend stonden de twee waakhonden voor mijn bumper. Herma kwam op het alarm van de honden af.
Omdat het nog behoorlijk koud was liepen we meteen door naar de stal. Ze zwiepte de staldeur open en de geur van kuilgras en koeienvlaaien kwam me tegemoet, ik snoof het diep in. Direct werd ik aangestaard door twintig paar glanzend zwarte koeienogen. Ik ging door de vleeskeuring, dat was me wel duidelijk.
Herma en ik kletsen wat over allerlei koeiendingen en na een kwartiertje was ik voor de koeien niet meer interessant, ze hapten met grote interesse in hun kuilgras en stonden kletterplassend rond te kijken.
En toen gebeurde het: ‘Als jij nou effe meeloopt, dan mag je het kalf wat melk geven.’
Het kind in mij wilde springen, zo hoog dat ik door het dak heen zou gaan. ‘Yes! Ik mocht het zelf doen!’ Niets is zo goed voor een verhaal als de beleving zelf mee maken.
Ik warmde de biest ‘au bain marie’ op voor het kalfje en goot de romige melk in een emmer.
Binnen no-time had het kalfje de emmer leeg geslobberd. Wat te verwachten was gebeurde, ik was niet weg te slaan bij het kalf. Ik aaide hem en liet hem aan mijn handen sabbelen, wilde hem meenemen. Schoot veel foto’s en zette geuren en gevoel vast in mijn geheugen. Die nacht droomde ik de verdere verhaallijn van ‘Joehoe, ik wil een koe’. Vandaag schrijf ik het op…
©Angelique van Dam, maart 2013
Kalfje
Ps-je: volgende week schrijf ik een hoofdstuk voor Verhalen Spinnen (zie vorige blog). Het verhaal zal online gaan op 2 april. Ik zal de link hier ook plaatsen.