Als schrijfster ben ik altijd op zoek naar inspiratie. Dé plek om inspiratie op te doen voor mijn toekomstige lezertjes is met stip op één: de klas! Ik moest voor mezelf een behoorlijke drempel over. Het verlegen meisje van vroeger, altijd diep respect voor de juffen en meesters, nu zelf voor de klas. Passie geeft je vleugels, en dat is maar goed ook. Anders was ik daar niet gaan staan.
Voor ik het in de gaten had was mijn bezoekje aan groep 5/6 geregeld met Juf Miranda. Die morgen was ik écht wel bloedje nerveus. Ik kreeg niets uit mijn handen. En waarom? Gewoon, een beetje bang voor de kinderen en benieuwd of ze wel met me wilden praten.
Miranda had namens mij een aantal vragen gesteld die ik graag beantwoord wilde zien en het leek me super om ze zelf aan het schrijven te zetten. De opdracht: schrijf een verhaal over jezelf of een dierbaar iemand. Ze had hen verteld dat ik op zoek was naar mooie verhalen en om die te gebruiken voor een boek. Toen ik om één uur de klas binnenkwam hadden meerdere kinderen me al aangesproken op het schoolplein dat ze een verhaal voor me hadden. Ik had last van motten in mijn buik. Niet van die schattige vlinders, nee van die grote vieze motten. Ik was bang om af te gaan voor die kinderen.
Na een korte introductie waarin de motten als een stel ganzen door mijn buik denderden vertelde Miranda wat ik deed en wat we gingen doen die middag. Daarna was het mijn beurt om het woord te nemen. Zeventien paar kinderogen en een juf in mijn linkerooghoek.
Ik begon met de makkelijkste vragen. Wie van lezen hield. Zodra ik de vraag de klas had in geslingerd en rustig adem haalde om mijn maag tot bedaren te krijgen vlogen vijftien vingers de lucht in.
Na een paar vragen waren we aan elkaar gewaagd en praatten we over thema’s, favoriete boeken, het belang van lezen en hun vrijetijdsbesteding. Heerlijk om met die kinderen te praten. Ze zijn zo eerlijk en laat het duidelijk zijn, al echte pré-pubers.
Toen mijn vragen beantwoord waren wilden sommige kinderen hun verhaal graag voorlezen. Ze vonden het geweldig en droegen het echt aan mij op. Ik krijg in zo’n kort verhaal vrij snel duidelijk hoe ze over de dingen denken en hoe hun wereldje in elkaar steekt. De één schreef een verhaal over haar nieuwe babyzusje, de ander over een Halloween monster en bloed op de muur, weer een ander (een heel stoer ventje) schreef over zijn knuffel. Zo aandoenlijk en puur. Ik kreeg alle verhalen van de kinderen mee naar huis en geloof me, ik koester ze, allemaal.
Daarna was het tijd voor hen om mij te ondervragen. Ze wilden van alles van me weten. Hoe lang het duurt voor een boek écht in de winkel ligt, hoe ik aan ideeën kom om een verhaal te schrijven. En of ik wat wilde vertellen over mijn verhalen. Ik heb ‘Een jas voor IJsbeer’ voorgelezen. Ze vonden het geweldig, ondanks dat ze er eigenlijk iets te oud voor waren. Ik vertelde over Fien en haar pony, over de andere verhalen die ik geschreven heb en natuurlijk over Puck.
De meeste kinderen waren wel een beetje jaloers op mijn oudste zoon. Ze hadden in de gaten dat hij de eerste was die mijn verhalen leest. Ze vroegen me waar ik mijn inspiratie vandaan haalde. Ik vertelde ze dat ik dat haalde uit dagelijks dingen. Dingen die ik hoorde of zag, op het schoolplein, in de winkel, in de speeltuin. Ze waren verbaasd. ‘Dus het kan ook iets zijn wat wij tegen jou zeggen en dat jij er dan een boek over schrijft?’ De verwondering op die gezichtjes was onbetaalbaar!
En of ik inspiratie opgedaan heb? Jazeker, een heel boekwerkje vol met ideeën. Ik denk dat ik vanaf nu een blijvende stroom van ideeën zal hebben.
©Angelique van Dam – juli 2011