Ik ben een gewoonte dier. En al helemaal als het om sieraden gaat. Ik heb een bak met oorbellen, kettingen en ringen. Maar ik draag alleen de sieraden die me het dierbaarst zijn. Mijn trouwring, de andere ring die ik van mijn vent kreeg, toen het ‘mijn’ vent nog niet was. Een ring die ik kreeg toen we ons eerste kindje kregen. De ketting die ik kreeg met moederdag vorig jaar.
En dan heb ik een Pandora armband, die ik wilde hebben zodat ik hem vol kan sparen, bedels kan vragen als er een reden is voor een kadootje of bedels die een bepaalde periode afsluiten of juist inluiden. Zo kreeg ik een zonnetje van mijn lief toen hij zijn bedrijf opstartte. En een stapel boekjes toen ik bij de Bieb begon. Je zult begrijpen dat die armband heel veel voor me betekent. En toen gebeurde er iets vreselijks. Ik was hem kwijt. Niet zomaar kwijt, nee, foetsie-kwijt.
De Pandora is niet een armband die je ‘zomaar’ verliest. Het is er een die bijna met hangsloten om je arm vast zit. En ik doe hem nooit af. Nooit. Niet met slapen, niet met douchen. Dus ik mistte hem gelijk. Ik heb het hele dorp uitgekamd, mijn auto ondersteboven gekieperd en aangifte gedaan. Om vervolgens verdrietig te zijn, omdat ik mijn herinneringen armband kwijt was. Ik heb hem nog steeds niet gevonden.
Een dag nadat ik in zak en as zat om mijn kwijte armband dronk ik koffie met vriendin R. Ze raakt haar zevenjarige dochter kwijt. Wat loop ik in godsnaam te miepen over mijn kwijte armband..
© Angelique van Dam – maart 2012