In een doorsnee jaar, met een doorsnee (mooie) lente heb ik al vroeg de voorjaarskriebels. Als de eerste bolletjes hun kopjes boven het zand steken dan krijg ik het al op mijn heupen en moet alles weer schoon. De voorjaarsschoonmaak. Volgens mij is het een oergevoel, maar dan wel anno 21e eeuw. Niet dat ik dat doe zoals mijn oma en moeder dat vroeger deden. Misschien ben ik nog wel een tandje erger…
Echter, dit jaar was het ver te zoeken. De enige kriebels die ik kreeg waren van mijn winterkleding die ik té lang moest blijven doordragen. Tot afgelopen weekend. Eindelijk werd het mooi weer. Toch durfde ik niet gelijk mijn zomerkleding van de zolder te halen ‘omdat ze het vast weer mis zouden hebben’. Maar niets was minder waar. Het was zonnig en warm (en mijn benen nog spierwit). We waren stellig van plan om de barbecue aan te steken en het er écht van te nemen.
Tot afgelopen zaterdagmorgen…
Aan de ontbijttafel zorgde mijn lief ervoor dat ik bijna stikte in mijn koffie.
‘Zullen we de woonkamer even aan pakken dit weekend.’ En ik weet inmiddels, dat als hij dat zegt, hij dan niet bedoelt: ‘Zullen we samen gezellig gaan poetsen’.
Nee, dan heeft hij het over écht aanpakken. Het grove geschut: plafond opnieuw sauzen, de muren verven en dan eindelijk die nieuwe vloer leggen. Na nog een bak koffie voor de schrik hebben we ons in onze kluskleding gehesen en zijn we aan het klussen gegaan. Het voelde goed om zo drastisch aan de voorjaarsschoonmaak te beginnen, maar het klust toch anders als je geen kinderen om je heen hebt. Het ging dus gestaag.
En hier zit ik dan: aan de keukentafel met een spierwit plafonnetje, keiwitte kozijnen en deuren. Maar met een ‘to do’ muur en een ‘to do’ vloer. Dikke kans dat jij op je klompen kunt aanvoelen wat wij met Pinksteren gaan doen?