Het was 15 december, toen ik hem voor het eerst zag. Donkere, net te lange haren. Ondeugende bruine ogen. Ongeïnteresseerd leunend tegen de muur. Peuterend aan zijn nagels.
Hij viel me meteen op.
Zoekend keek hij de ruimte in. Zijn en mijn blik kruisten en zijn ogen bleven als een magneet aan de mijne plakken. Mijn hart maakte een sprongetje. Hij bekeek me, nieuwsgierig, en sloeg zijn ogen neer.
Iemand riep dat iedereen moest gaan zitten. ‘Je naam staat op het kaartje op de tafel.’
Zoekend naar zijn naambordje slofte hij naar me toe. Zonder oogcontact te maken ging hij tegenover me op de stoel zitten, of beter gezegd: hangen. Hij sloeg zijn armen over elkaar. Ik kon een glimlach nauwelijks onderdrukken.
Ik rijkte hem mijn hand en stelde me voor. ‘Angelique.’
‘Dat zie ik.’ Hij knikte naar mijn naambordje. Hij pakte mijn hand, schudde die voorzichtig en keek me weer aan. Net of hij iets zocht.
In zijn ogen zag ik dát, wat ik al meteen had gevoeld.
‘Tien minuten! En lekker veel vragen. De tijd loopt,’ klonk er opeens.
Ik wist spontaan niet wat ik hem moest vragen. Maar betrapte mezelf erop dat ik hem bestudeerde. Hoe hij zijn hoofd iets schuin hield om te voorkomen dat zijn haar in zijn ogen kwam. Hoe hij langzaam zijn armen losjes op tafel legde. ‘Wat wil je weten?’
‘Alles,’ antwoordde ik.
Hij glimlachte. ‘Dat lukt nooit in tien minuten. Heb je effe?’
Ik knikte. Ik heb een dag, een week, een maand, een jaar. Wat jij wil, dacht ik.
Hij verschoof op zijn stoel, ging rechtop zitten en boog voorover.
‘Ik ben Levi, maar dat had je al gelezen natuurlijk, en ik heb een geheim…’
Zo leerde ik Levi kennen. Tijdens een schrijfoefening bij Ruben Prins. Levi zit inmiddels al een paar maanden onder mijn huid en ik ken zijn geheim. Ik moet het alleen nog opschrijven.
© maart 2019