Al de hele week schoof ik het voor me uit, het schrijven deze blog.
Gistermorgen, toen ik de agendamelding kreeg dat ik de februari-blog online moest zetten, reageerde ik heel geschokt. Echt waar?! Nu al weer de 21e?
Nadat ik mijn hele dag gister volgepropt had met dingen die best een dagje hadden kunnen wachten, ging ik toch aan de keukentafel deze blog tikken. Omdat het moet? Nee.
Omdat ik heus wel weet waarom ik niet wilde bloggen.
Ik heb geen zin om je te laten weten dat ik een voorzichtige start gemaakt heb met mijn talentenverhaal. En dat het ontzettend lekker is om in een bedenkfase te zitten.
Haak je al af met lezen?
Mooi…
Want dan hoef ik je ook niet te vertellen dat mijn Valentijns post Joehoe met een standaard afwijzingsbriefje was.
En dat de teller daardoor op twee afwijzingen staat.
Dat mijn schrijfmaten me lieve en opbeurende whatsapp’s/mailtjes/facebookberichtjes stuurden met:
‘Joh, de uitgevers bevinden zich in zwaar weer.’
Of ‘Denk JK Rowling’
Of ‘Geef niet op, het komt écht goed. Joehoe krijgt een kaft’.
Maar weet je wat ik jammer vond?
Bij een van de uitgevers was ik door naar de tweede ronde. Mijn ‘Joehoe’ is door een redacteur helemaal gelezen (en niet zoals bij veel manuscripten: de eerste pagina en dan direct al met dank retour).
En juist dat stond niet in de brief.
Ik snap ook echt wel dat ze één soort brief hebben. Want het maakt ook geen moer uit. Tweede ronde of niet, uitgeven zit er niet in.
Maar toch is er ‘iets’ geweest dat de redacteur triggerde het helemaal te lezen.
En juist dat had ik graag geweten. Al was het alleen maar om de tranen die drupten minder erg te maken.
Ik wacht nu nog op één reactie. Ze zouden binnen acht weken reageren stond op de site.
Dit is de achtste week.