Ik zit er middenin. Mijn schrijfavontuur. Een boek schrijven binnen één maand. De teller van vandaag staat op ruim 15.000 woorden. Eind februari zit ik op de 21.000 woorden en heb ik een eerste versie klaar van misschien wel mijn debuut.
En daar wil ik het met je over hebben. Eerste keren.
Zo lukte het me van de week voor het eerst om gewoon door te schrijven, zonder te gaan zitten muggenziften op de punten, komma’s, zinnen en woorden die niet op de goede plek stonden. Het voelt net alsof ik een echt productiebedrijf ben. Een boeken-fabriek.
Op meerdere vlakken heb ik mijn debuut gehad afgelopen week. Vorige week woensdag verscheen mijn allereerste stukje in de plaatselijke krant. Ze zochten een correspondent en ik mocht een proefstuk schrijven. Ik kreeg te horen dat het geplaatst zou worden en ging (natuurlijk) uit mijn dak. Maar ik realiseerde me iets nog niet. Niet alleen zou ik een stukje hebben wat ik kan uitknippen en kan bewaren voor ‘als ik later groot ben’. Maar de mensen die ik geïnterviewd had, hun familie en vrienden, zij zouden het allemaal lezen. Dat voelde heel bijzonder.
Later die dag, toen mijn mailboxje volstroomde begreep ik pas goed dat al mijn plaatsgenoten het zouden lezen. Gek, zo’n eerste keer een publicatie van jezelf in de krant.
Eerder die week, mocht ik ook écht snuffelen aan ‘hoe het is om schrijver te zijn’. Ik neem je even mee naar afgelopen zomer. Ik mocht op de school van mijn kinderen een lesmiddag verzorgen en vertellen over het schrijven. Ik heb een verhaaltje voorgelezen van mezelf. ‘Een jas voor ijsbeer’ en vertelde de kinderen over het andere verhaal waar ik mee bezig was.
Jessy kwam vorige week maandag naar me toe om te vragen waar hij mijn boeken kon kopen. Hij had zijn moeder zo gek gekregen om mee te gaan naar de boekenwinkel voor een boek van mij. Hij vroeg me naar het boek van IJsbeer en van Puck. Ik vertelde hem dat ik die verhalen op de zolder in een map had zitten en nog even wilde wachten met het opsturen naar een uitgever. Dat het nog wel een poosje kon duren. Hij begreep het, maar was zichtbaar teleurgesteld. ‘Ik wilde het verhaal over dat ijsbeertje zo graag nog eens lezen. En ik ben ook zo benieuwd wat die Puck gaat doen om die juf weg te pesten uit hun huis’.
Nog niet eerder had ik me gerealiseerd dat ik voor Jessy, schrijver ben en niet alleen ‘de moeder van’. Naderhand bleef ik wat hangen bij het hek met andere moeders en Jessy’s moeder sprak mij aan. Ze was met hem naar de Bruna hier in het dorp gegaan en hij had de ‘baas’ daar gevraagd waarom mijn boek van IJsbeer en van Puck niet in de kast stonden. Die arme man is gaan zoeken in de computer en kende me niet. Nog niet als schrijver. Mijn fan werd teleurgesteld, door de Bruna-meneer want hij wist zéker dat ik wel boeken had geschreven.
Speciaal voor Jessy heb ik mijn verhalen uitgeprint. Het is nu voorjaarsvakantie.
Wedden dat ie ze aan het lezen is..
© Angelique van Dam – februari 2012