Afgelopen zondag maakte ik, zoals alle andere zondagen, mijn boodschappenlijstje van de komende week. De gewone dingen, het zogenaamde ‘boter-kaas-en-eieren’ lijstje.
Mijn auto stond te ontdooien in de opkomende zon. Vandaag geen ruitenkrabben voor mij. Ik checkte de voorraadkast nog een keer om er zeker van te zijn dat ik alleen vandaag de supermarkt maar in hoefde. We hebben familieoverleg gehad over het eten met de Kerst. Alles komt goed. Mij maken ze niet gek.
Omdat het ontdooien van mijn ruiten iets minder snel ging dan verwacht, nam ik een frisse duik op het internet. Het eerste bericht waar mijn oog op viel: Supermarkten op weg naar Kerstrecord. Het CBL verwacht dat de kerstomzet voor het eerst boven de grens van 800 miljoen euro zal komen. Belachelijk!! Ik vraag me dan gelijk af: hoe zit het met de crisis die ons toch allemaal lijkt te treffen? Hebben we het allemaal dan toch niet slechter gekregen dit afgelopen jaar? Of doet iedereen boodschappen op zijn creditcard?
Hoe moet zo’n bericht binnen komen bij de mensen om ons heen die niet een extraatje hebben rond de feestdagen, zich afvragen wat ze in hemelsnaam op tafel kúnnen zetten deze kerst? Ik lees het bericht nog een keer en begrijp het niet. Waarom zo overdreven?
Nou heb ik dat overdreven gedoe van eten rondom de feestdagen nooit begrepen.
Ik eet, ook tijdens de feestdagen, niet meer dan normaal. Ik heb geen vreethaak op mijn broek. Ik eet waar ik zin in heb en als mijn buik vol is dan issie vol. Ik eet niet extra omdat de gastvrouw zo haar best heeft gedaan. Of omdat het ongezellig is als ik niet toch even dit of dat proef.
Als mijn autootje ontdooit is ga ik met een tas vol lege statiegeldflessen richting supermarkt. Ik werk mijn lijstje af en pak de dingen die ik nodig heb. Dan loop ik een bekende tegen het lijf. Zij doet écht nooit zelf de boodschappen, dat doet haar man. Terwijl ik mijn verbazing uitspreek dat ik haar off all people in de supermarkt tegen kom zegt ze: ‘Ja, je kent het, de kerstboodschappen.’ Ze kijkt in mijn karretje en vraagt me of ik het allemaal al in huis heb. Ik kijk haar verbaasd aan en zeg: ‘Dit zijn mijn weekboodschappen’. Ze vertelt me over haar uitgebreide kerstdiner en wat ze daarvoor allemaal nodig heeft. Het water loopt me in de mond, maar ik moet er niet aan denken om zo lang in de keuken te gaan staan om een maaltijd klaar te maken. We hebben het eventjes over het artikel dat ik vanmorgen las. ’Nou december is inderdaad altijd een dure maand met al dat extra eten.’ zegt ze met een schuddend hoofd.
‘Wat eet jij dan met kerst?’ vraagt ze met een schuine blik in mijn karretje.
Ik voel mijn lippen krullen.
‘Eerste kerstdag eten we ergens anders en gaan we gourmetten.’
‘Altijd gezellig, ‘ geeft ze toe. ‘En tweede kerstdag?’ vraagt ze geïnteresseerd.
‘Dan eten we pannenkoeken.’
Je had haar hoofd moeten zien. Volgens mij heb ik haar op een idee gebracht.
© Angelique van Dam – december 2011