Nu ik de kinderen weer op school heb, langzaamaan mijn huis weer aan kant krijg, is er weer schrijftijd. Mijn mooie schrijfkamer op zolder is verwaarloosd, in de steek gelaten door mij.
Stapels boeken en tijdschriften op mijn bureau. Allemaal dingen die ik nog wil lezen.
Kattebelletjes van details die ik in mijn verhaal wil verwerken en dingen die ik nog moet onderzoeken.
Als ik op de zolder kom, de strijkplank neer zet dan schreeuwt de kamer.
‘ Angelique, kom! Hier moet je zijn. Hier kun je doen wat je het allerliefst doet. Gooi die strijk aan de kant en ga zitten, SCHRIJF!’
Als ik de strijk weg sta te werken blijft mijn blik hangen op de foto van het meisje op mijn prikbord.
Het meisje is de hoofdpersoon in mijn volgende verhaal. Ik kom er maar niet achter hoe ze heet. Zij, met haar blonde boblijntje, te klein voor haar leeftijd, een ietwat verlegen blik. Ze kijkt op een bepaalde manier brutaal naar me. Ik hou mezelf voor dat ze zo uitdagend naar me kijkt, omdat ze haar naam niet wil prijsgeven. Tijdens de strijk dwalen mijn gedachten af. Naar de plekken waar mijn verhaal zich gaat afspelen. Hier, in de Veluwse weilanden, daar moet het gaan gebeuren.
Ik mijmer al weken over de plotlijn en maakte foto’s van de plekken die ik zou gebruiken, vond een passende boerderij voor mijn verhaal, en zocht naar bijfiguren en mooie boerderijdieren. Al die bijzaken (zoals ik ze oneerbiedig noem) heb ik allemaal al wel rond.
Maar welke naam ik het meisje ook gaf, het voelde niet goed. Nova, Bibi, Anne, Sarah. Niets paste bij haar. Het frustreerde me enorm.
De strijk was klaar, de plank weer opgeruimd. Voor ik de deur van mijn schrijfhok dicht deed en de trap naar beneden afdaalde, wist ik nog niet hoe dat meisje van de foto nou zou heten, ik wil toch echt gaan schrijven aan dat verhaal.
De tip van een collega schrijfster, om een interview met het meisje aan te gaan had me ook al niets opgeleverd. Het frustreerde me en hield me tegen om een begin te maken aan het verhaal.
Want, hoe kun je nou over iemand schrijven als je niet weet hoe ze heet!
En toen gebeurde het. Ik zat aan de keukentafel, op de achtergrond speelde de radio. Het was een liedje van Jan Smit.
Ik trok een sprintje naar de zolder, gooide de deur open en keek naar haar foto.
‘Ik weet het, je heet Laura!’
Natuurlijk zei de foto niets terug. Maar ik ging zitten en schreef een paar scènes.
Ja, ik weet het nu zeker. Ze heet Laura.